56 PHILOSOFIE VAN EEN TRAMP AARD.
Ik ben een trampaard. Ik trek al jaren.
Als de conducteur schelt, eenmaal schelt, sta ik vanzelf stil.
Als hij voor de tweede maal schelt, ga ik verder.
Men heeft mij niets te leeren.
Ik weet alles. De ondervinding heeft het mij gezegd.
Vroeger ranselde men mij. Tegenwoordig voel ik geen zweep. Ik doe mijn plicht.
Ik loop. Ik loop tusschen de lijnen van ijzer. Ik maak geen bokkesprongen.
Ik heb mij geschikt naar het leven. Men stuurt mij niet. Ik weet precies hoe ik gaan moet.
Het leven is nog zoo slecht niet, als je fatsoenlijk loopt van den Dam door de Paleisstraat, de Spuistraat, de Vijzelstraat, over de Stadhouderskade, den Amsteldijk en terug. Het voer staat klaar. De zweep rust. Het gaat vanzelf.
Ik ben een trampaard met ondervinding. Een vriendin heb ik gekend, die Nietzsche gelezen had.
Ze bleef trappen en slaan.
Op een dag is ze uitgegleden op het asphalt, vlak voor een winkel van hoofdstellen, jukken en zweepen.
Ze brak d’r poot.
Ze is doodgeschoten.
De menschen balsemen lijken.
Van het hare kwam biefstuk en worst.
Waartoe dient het zich verzetten tegen bestaande toestanden?
Als ik een worst zie hangen, voel ik gelatenheid en draaf van den Dam naar den Amsteldijk, van den Amsteldijk naar den Dam. Mijn voer staat klaar. De stal is warm.
Van Weltschmerz ben ik vrij. Multatuli heeft gezongen :