Het was op een onstuimigen najaarsavond, na het gebruik van een copieus middagmoes in een vegetarisch restaurant, dat ik tukte en droomde. Wilt ge, zwaar-op-de-hande lezer, deze eerste verklaring deugdelijk memoreeren, ter vermijding diverser polemiek over de al of niet geloofwaardigheid van het gebeurde. Materialist als ik ben, houd ik mij overtuigd van de wisselwerking tusschen stof en geest in groote èn kleinere sferen. Zoo dan moet ongetwijfeld deez opmerkelijke droom aan allemaal aardappel, sperzieboontjes (uit de bus), brood, appelen en wèer aardappelen worden toegeschreven.
Uit de vreemde nevelen van het tukje op dien onstuimigen najaarsavond, nevelen heviglijk onderscheiden van nachtelijk droomgevaarten — het gaat in tinten, rose, violet, paars, strooperig-bruin of modder-zwart en in geluiden van zoetjes-neusademen tot knorrig-gesnork — uit de vreemde lila-nevelen van ’t vegetarisch tukje, verrees als een raak spiegelbeeld een keuken, een groote keuken, een restaurant-keuken met buikige koperen pannen, massale tinnen schotels, potten, kroezen, kannen, schalen, borden en hoe die dingen meer heeten. Er was in ’t midden een