7o REUZENSOM.
’k ’r voor over. Vooruit — hier heb ik papier en ’n brokkie potlood: zeg wat je hebbe mot, dan schrijf ik lijsie — dan kenne we rekene of we toekomme. Wat heb-ie ’t éérst noodig moeder?”....
Bijna uitdagend keek-ie rond naar de gezichten die je niet navertellen kon, de sjofele zorg-gezichten waarover glanzing kwam van hoe-motte-we-d’r-mee-an — hoe zalle we zóóveel geld met verstand aanwende ?
Zeggen deeën ze nog niks. Ze hokten om de ronde tafel met kopjes-gewir, ze bukten bij de lamp, bedroomden in geloovige contemplatie de twee gele, verfonfaaide papiertjes.
Toen zei vader nog even getemperd-obstinaat :
„ Nee, dat mag-ie niet misse” ....
„ .... En as ’k nou zeg,” blufte Leon: „da’k ’t driedubbele gespaard heb! Heb ’k vrouw en kindere ? — Nee — die heb ’k niet. — Nou, alzoo! Heb-ie gedacht moeder?”
Moeder vouwde de handen, glimlacherde zoetjes, keek naar het schoteltje van d’r kop.
Het was zulk een plotselinge, geweldige gebeurtenis, dat motten kièzen — en al dat gèld — dat ze moeite had d’r struiklende, galoppeerende gedachtjes die als uitgelaten boerenkindertjes-op-klompen door ’r hoofd heen-en-weer en nog is werom renden, tot de voor een rijpe keuze noodige bedaardheid te schikken.
Maar terwijl ze nerveus doezelde, glimlacherend starend, klonk Flip’s stem, nuchter-overredend :
„ .. .. Als je mijn vraagt, Leon, late we dan géén lijsie maken en niks voor ons zelvers koope — geef ’t gèld voor negotie. Met vijftig guldens sla je *n bóél in” ....
„Hoor! ”, spotte Leon: „hij zal zegge! — Nog geen cènt voor negotie! We prate niet over negotie! ’n Gegebenem Gaul kuck je niet in z’n Maul! Geef ik