ze naar beneden er over denkend dat het matras wat klein werd voor zes en David er wel weer af zou rollen, als zij er strakkies bij zou komen.
CORRIE
‘Och, u is wèl vriendelijk/ zei mama.
‘Nee, ’t hoeft heüsch niet, heusch niet/ herhaalde Corrie, steunend op de ellebogen in den leunstoel.
‘Nu ja/ glimlachte hij: °k begrijp wel dat het geen verplichting is -maar ’k heb er nu zoo’n wonder groot plezier in... En als mama ’t goed vindt, heb jij ’t alleen maar te drinken.’
‘Wel, niet waar?’ vroolijk lachte mama: ‘al die scrupules... die scrupules... Desnoods drink ik óók ’n glaasje mee, niet waar...? niet waar...? Domme meid...! In onze omstandigheden moeten we de trots maar ’n beetje op zij zetten... niet waar...? Hahaha...! Ja, toen m’n man nog leefde... toén was ’t anders, niet waar...? Toen hadden we werkelijk een wijnkeldertje meneer, dat gezien mocht worden... ’n Cantemerltje hadden we... superbe...! Maar nu...! Alles Pompenheimer...! Hahaha...! Hahaha...! Eau-du-leiding... Hahah...! En ik zeg nóg eens, als ’t op ’t ogenblik luxe was... Maar ’t is geen luxe... Je kunt ’t toch geen luxe noemen als de dokter ’t voorschrijft... Niet waar...? Niet waar...?’ Corrie, bij het raam van de lage tuinkamer, luisterde met afgewend hoofd.
Het tuintje, gesmoord in hooge houten schuttingen, was triestig en zwart.
‘Maar mama/ zei Corrie nog eens, toewendend het bleek-smal gezicht met de groote oogen naar den bezoeker: ‘ik hóud niet van port - ik hóud er niet van... Ach toe, meneer, zendt u asjeblief niet meer.’
‘Laat mij maar begaan/ zei hij vriendelijk, innig van medelijden, omdat ze eiken dag meer afviel.
'Nee heusch niet,’ hield ze aan: ‘u hebt al twee, nee driemaal gezonden ... We maken misbruik op die manier. Nee toe, mama,
64