ROSSELIES
Op een dag, juister gezegd op een avond, nog juister op een nacht -het ware wist niemand: het moest laat in den nacht tegen den vroegmorgen gebeurd zijn, zonder getuigen; zij zelf was buiten westen - was zij van de keldertrap gevallen. Daantje, haar knecht (officieel heette hij uitsmijter) had haar bewusteloos gevonden met het hoofd tegen een vat jenever. Van af die historie had ze een verlamming in de beenen. Ze was bang voor politie. Van ’n dokter kwam politie.
°t Komt ’r ook niks opaan,’ redeneerde Rosselies: °k zit achter me buffet en me klanten kommen, al kan ik niet meer loopen.’
Ze liep tóch weinig. Ze was zóó vet geworden van het rustig leven in de kleine herberg, dat ze er altijd tegen op had gezien ’n loopje te maken. En wat geen pijn dee hinderde niet. In het begin werd er door de smokkelaars, boeren, stroopers wat gepraat over de beenen van Rosselies, had elk een ander huismiddel, maar al heel spoedig wende iedereen er aan, zou het eenige verrassing gegeven hebben, als Rosselies achter het buffetje gestaan had.
Eiken morgen reed Daantje den rolstoel achter de aanrechtbank; •eiken avond of nacht reed hij haar naar de achterkamer, waar ze in de bedstee te kruipen wist.
Ze was fameus-leelijk. Haar hoofd was bol, met afhangende koonen en ’n sproeten! ’n sproeten! Ze had een huid van enkel sproeten, sproeten op den neus, sproeten op het voorhoofd, sproeten op de oogleden. Zonderlinge ‘speling’ van natuur: haar kinspitsje was blank gebleven, van een zachtteere huidkleur, wat uit de verte den indruk maakte, alsof er daar een kwakje meel was. Rosselies was rood. Ze werd Rosselies genoemd ómdat ze rood was èn omdat ze aan niemand van haar cliëntèle crediet gaf die zoo onwellevend was haar ‘rooie’ te noemen in plaats Rosselies. Rosselies droeg het haar opgeknot met een veterbandje, van voor luchtig opgekamd als geklutst eierwit. Zoo zagen de klanten haar elk uur van den dag, bol en sproetig onder den nimbus van rood, luchtig haar, - bijna voortdurend met de armen gestut op het zink van de aanrechtbank.
Het werd tegen Vasten. Rosselies had altijd meegedaan aan Carnaval, haar taveerne versierd met sparregroen en muzikanten aange
56