kind, soms die van den professor, klonken.
De roodgloeiende kachel pruttelde, een voet werd verschoven, een blaadje papier ritselde, een harde, puntige pen kraste op een boek. Op een der drie lange, bruine tafels glimmerden kantige schamplichten van instrumenten, kolven en flesschen. Geen geluid kwam van de binnenplaats.
Waswit lag zij in het bed. Het zwarte haar was netjes weggestreken onder het witte mutsje. De muts was strak-witter dan het gezicht, dat al zijn jeugdige volheid had. Blauwe aders waren als stroeve vegen in het wit van den hals. Ze lag als een marmeren beeldje met blauwe-marmer-aren. Maar er was een benauwend leven in haar. De oogen, glanzig en wonderlijk groot, keken met sterke uitstraling van leven naar den student, naar den professor, naar de anderen. De dunne, scherp-witte neusvleugels, bewogen snel, snél, zonder ophouden. Ze had dood kunnen zijn als de oogen niet zoo brandend van leven geweest waren, als de witte dunne, doorzichtige neusvleugels niet zoo koortsig hadden bewogen.
Ze lag marmer-mat wassig bleek op het ijzeren bedje. Toen hij even ophield met vragen, lachte ze flauwtjes om een afbeelding an den wand, om een man met zoo n kemieken buik... Wat 'n gekke plaat... zoo n rare man... En ze zag een student, die zat te schrijven ... Wat leek-ie op Joopie... net zulleke dikke koone... Net zulleke kemieke oogen... ze most effen lache nou ze an 'm dacht... ze zag 'm nog zitte op 't stoepie bij de Munt... toen die de suiker-boontjes uit zn broekzak haalde... en ze wel stroop leeke... zoo nat as ze geworden ware...
‘... O God, profester... niet snije...!’
"Nee, nee, kindje/
Ze hield de oogen niet af van de instrumenten, stootend ademhalend ...
Hadden ze Toos niet in dr been gesneje...
De professor begon te ausculteeren. Hij luisterde overal met de stethoscoop en zei dingen in *n vreemde taal... Waarom spraken ze nou Frans...? Waarom klopte ze dr op dr borst... Je kon je lache haast niet houen... Net of-ie tegen 'n doos klopte... Wat 'n mensch toch raar gemaakt was... dat je zoo hol was van binne... Je zou zwere dat dr iemand in 't donker op de deur klopte... Wat 'n mooie gouwe bril had-ie... Wat had-ie warreme vingers... nee
27