GROOTMOEDERTJE 65
„5t Zal van 5t zilver zijn dat we vanmorgen met jenever en krijt hebben gepoetst.”
„Breng-ie de borden, Sien?”
Treesje dekte de tafel. Ze dekte voor zeven, eiken dag zeven borden op dezelfde plaats. Pa zat aan 5t hoofdeind, over 5t raam, had 5n servet met een zilveren servetring. Moe zat naast ’m met ’n rood-fluweelen servetring. Naast moe zat Gerrit, daarnaast zij. Aan den anderen kant van pa zat Marie. Die most altijd het geslepen glas hebben, waarop „voor uw verjaardag” stond. Dat hadden zij en George d’r samen gegeven. Naast Marie zat George, naast George: grootmoe. Grootmoe had een koperen servetring, gedragen door twee hondjes.
„Sien ... breng-ie nog het olie- en azijnstel en de tafel-matjes?”
„Treesje, denk aan ’t bittertje voor je pa.”
„Ja, grootmoe, ja, ik vergeet niks.”
„Wees toch niet zoo snibbig.”
„Nou ja! Dat gezanik! Eiken middag 5t zelfde.”
„Sien! Sien! Waar blijf je nou?”
„Even mevrouw openmaken, jongejuffrouw!”
Moe kwam binnen met Marie. Ze hadden inkoopen gedaan, 5n ons Maria-koekjes bij de thee en garneersel voor 5n nieuwe hoed voor Treesje.
„Niks geweest, Sien?”
„Nee mevrouw.”
„Wie heeft ’r weer zulke schandelijke voeten op de witte loopers gezet?”
„Jongeheer Sjors.”
„Meneer heeft 5m toch verbojen om uit te gaan, als-die uit de school komt.”
„Daar weet ik niks van.”
„Heb ü ’m uitgezonden, moeder?”