52 CAUSERIE
Louise:
En hebt u kinderen?
Vr. Brons:
Ik had er één .. . maar ’t is dood voor ons ... vraag me daar niet na juffrouw.
Madeleine:
Arme vrouw! Was ze erg jong?
Vr. Brons:
Ik zeg u toch mij niet na haar te vragen ... ze is dood . . . (er weerklinkt een geschuifel en gegons van stemmen voor de deur. 9t Wordt luider en luider.)
Madeleine:
Hemel, wat is dat!
Vr. Brons (opent de deur. Eenige menschen verdringen zich pratend en angstig om een baar):
Wat is dat?
Een Buurman:
Ze hebben haar opgehaald, zooeven uit een bijt.. .
Vr. Brons:
Groote God . . . wie ?
Een buurman:
Schrik niet, vrouw Brons... ’t Is je dochter.
Vr. Brons (valt heftig voor de baar in de geopende deurpost neder):
Wat zeg je, mijn dochter!... mijn kind!... O, mijn God ze is dood! . . . dood! . .. Maar spreek dan toch Riekje . . . Zeg dat 5t niet waar is . . . Zeg dat ze ’t liegen . . . Groote God. .. Jozef! Jozef! (£e valt bezwijmd neder.)
In het derde bedrijf als de bruiloft aan den gang is, komt natuurlijk de vader van het verleide meisje binnenvallen en heeft dit stormachtig incident plaats: