CAUSERIE 41
Rafael:
Kocht den postbode om ? Zij vernam dus niets van mij ? Waar is mijn vrouw?
Sachel:
Neen, neen, Rafael, mijn jongen; mijn lieve, goede jongen — zij is weg, zij nam het geld aan, zij heeft je verlaten!
Rafael:
Dat lieg je! (De menschen verdringen zich aan den kant van den wal en turen in het water.)
Sachel:
Zij zeide, zij zeide dat zij ons ras haatte — zij haatte je — zij haatte ons allen; zij wilde weg, wilde niet langer in het ghetto blijven, weg, daar, daar. (Hij wijst in de tegenovergestelde richting der gracht. De menigte aan den kant van den wal wordt hoe langer zoo luidruchtiger. Rafael maakt een beweging als of hij naar het water wil gaan.) Daar niet, daar niet, Rafael, mijn jongen!
Rafael:
Wat gebeurt daar toch! (Twee mannen dragen Rosa de trappen op: door de menigte kan Rafael haar niet zien-) Wie is dat? Mijn God! Een vrouw?
Een man:
Ja!
Rafael (Baant zich met moeite een weg door de menigte):
Rosa, Rosa, Rosa! Oh! oh! oh!
Sachel:
Oh mijn jongen! — Oh mijn jongen! Rafael! Rafael! Ik kon haar niet tegenhouden!