CAUSERIE 37
futselen en conspireert nu met Sachel en den Rabbijn om de propere dienstmaagd te verwijderen. Op dit moment gevoelen wij met de heldin een zéér levendig medelijden. Hoe zou je hart niet breken, als je haar de volgende alleenspraak hoort spreken, natuurlijk begeleid door het liefelijk gefiedel uit het orkest.
Rosa:
„. . . Het eigen uur, dat hij weg ging en sedert zijn reeds zeven dagen verloopen! Zeven dagen — hij stond hier en nam mij in zijn armen! O! (zich omkeer end) Gij, die mij achterna roept dat Rafael zijn Christenvrouw verlaten heeft, gij kent de liefde niet, gij denkt alleen om gèld! Gij ziet altoos omlaag, altoos omlaag! Maar dezelfde heldere hemel welfde zich boven onze hoofden, toen hij mij kuste, en wij keken er naar en dankten God, die ons den moed gaf ons leven in naakte waarheid voor de wereld te leven! God moge ons straffen omdat wij elkander liefhebben, als dat een misdaad is. Oh, hij straft ons! Waar is mijn Rafael, ster, die toen op ons neerzag! Ik bemin hem, ik bemin hem! Zonder hem kan ik niet leven — lieve ster, zeg mij waar hij van nacht is. O uit medelijden wilt gij het mij niet zeggen! En hij ligt koud en dood! Rafael, Rafael! ik ben zoo alleen — geheel alleen! (zij weent.) Neen, neen, dat kan het niet zijn! Goede God, die mij hier onder al die vijanden ziet, gij kunt toch zoo wreed niet zijn! Zoo wreed niet! (zij gaat schreiend af.)
De ontknooping gevoelt ge. Van den valschen eed van Sachel was een zeer fraaie melodramatische scène te maken. Wij zien thans de heldin op de in 1817 waarschijnlijk stofvrije straat op de knieën voortkruipen om te vernemen of haar componist al of niet op den loop is, zoodat het stuk volgens de brochure van mijn Engelschen medewerker aldus eindigt: