die ik erg bewonderde, maar die niet ter verhoging der schoonheid bedoeld waren, doch iets met een geheimzinnige kwaal te maken hadden, die waterzucht heette. Het leven van mevrouw Biedermann scheen uit parfumeren, veel eten en liggen te bestaan; de heer Biedermann zette het mijn ouders uiteen, half afwezig over de waterzuchtige vrouw pratend, die er vriendelijk glimlachend als een met edelstenen behangen afgodsbeeld bijzat - een afgodsbeeld waar de heer Biedermann alles aan kon hangen: zijn klachten, zijn juwelen en een soms krankzinnig opbruisende vrolijkheid. Tot mijn stomme verbazing had de merkwaardige heer Biedermann zijn ene arm om mijn knorrige vader geslagen en zijn andere licht om de schouder van mijn verlegen, maar het niet helemaal naar vindende moeder gelegd. Hij lachte en boog naar alle kanten, want hij woonde al vier maanden in dat hotel, en alle gasten keken hem verheerlijkt aan wanneer hij ze op een vage, doch buitensporige manier groette.
Voor het eerst in mijn leven zag ik die avond enkele der voornamere gasten, waar natuurlijk de heer Biedermann en zijn vrouw ook bij behoorden, wijn en zelfs champagne drinken, die bijzonder feestelijk in een soort van zilveren emmertjes met ijs waren gezet en waar een der obers soms onverwachts naar toe sprong, om ze omwikkeld met een servet in devote onderdanigheid in de glazen uit te schenken. Natuurlijk hadden wij maar gewoon Victoriawater en mijn vader een glas bier, terwijl ik er wat voor gegeven zou hebben, een paar van de stukjes ijs uit de zilveren emmertjes langzaam op mijn tong te mogen laten smelten. Dit keer was ik degeen die vertelde en de anderen vroegen. Ik overdreef nog een beetje - ik verzon de legende van zakken diamanten en klompen goud die de heer Biedermann op een geheime plaats verborgen had, en hij kwam uit Warschau en hij was naar Holland gekomen om zijn hoofdpijn kwijt te raken. Mijn vader dronk zijn bier langzaam uit en mom-
51