‘Stukjes kaas?’ vroeg ik lichtelijk verbaasd, kaas nog steeds als een goed zuivelprodukt beschouwend, maar niet als een middel tot uiting van hoogste feestroes. ‘Nou, ik bedoel bij borrels, met augurkies en kersausies, weet u wel, voor de here, en we hadde Voorburg en avvekaat en Samos voor de dames.’ Goeie help, Samos, dacht ik. Maar die Samos was al weer lang geleden en juffrouw Leida vertelde in een soort van betovering verder: ‘We hadde een zaal met echte kelners en happies vooruit, weet u wel, zoas u wel ’s van Bagatelle, met allemaal vissies, ook van die rooie die zo vlug gaan stinke; voor alles had me man gezorgd, een heel dinee met kippe en rosbief en ijs en fruit en alles wat je maar hebbe kan... gut wat een mooie tijd was dat. Dientje heeft nog een fantasie-dansje gedaan, zo mooi as een engel, precies as u ze wel ’s bij Tusinski ziet danse - dans mevrouw eens voor, Tini.’
En Tini danste werkelijk niet onverdienstelijk op de radio - wie danst er niet verdienstelijk op zijn vijftiende jaar, tenzij men aan vetzucht of een ander euvel lijdt? Tini zou dan ook danseres worden, volstrekt geen dienstbode en zelfs geen dame-huishoudster zoals haar aangenaam-vertellende moeder bij tijden was. Dat kon men ook haast niet verlangen van een kind, wiens vader grote joyeuse feesten placht te geven, toen de bouwvakken nog zo voordelig waren: ‘Me man kon zo te zegge van alles; zijn eigelijk vak was het bouwvak, maar wat zijn oge zage, deeje zijn hande.’
Edoch, eens scheen hij met handen noch benen raad geweten te hebben of wellicht hadden de ogen niet goed gezien. De heer van ‘het’ Maatschappelijk Steun vertelde me alles zonder dat ik iets gevraagd had, achter de deemoedige rug van juffrouw Leida om: de man die zijn leven in schoonheid en vreugde met de zijnen wist door te brengen en van een koperen bruiloft een delicaat feest te maken, had bij een inbraak helaas een misstap gedaan in de volle betekenis van
138