Schermutselingen om een miniatuur
Eigenlijk had ik die Perzische miniatuur aan niemand moeten laten zien. Broze gedichten, die als kristallen dromen trillen, zeg ik toch ook niet luid voor een onverschillig troepje lieden op. Men zou kans lopen dat de een of ander het rijm niet vindt 'uitkomen' of wel helemaal geen rijm kan ontdekken; of iemand merkt alleen maar nuchter op: 'Dat kan toch niet.' En allen bij elkaar houden je voor een tikje onwijs.
Op die miniatuur heeft een man zijn arm om de schouder van een meisje gelegd. Het is een gebaar vol behoedzame tederheid; hun grote Oosterse ogen dromen een paradijs van wijd geluk tegemoet. Zij houdt een tot de rand gevulde kelk tussen vingers, die aan de toppen met henna gekleurd zijn.
'Die arm is mistekend,' oordelen zij die het weten kunnen. Hemelse genade - de arm van het gebaar, de arm van de tederheid is mistekend! 'En de ogen zijn veel te groot, bespottelijk groot,' kritiseert men verder. Zijn ogen die het geluk zien niet steeds te groot? - denk eens na — het geluk, verstandige paradijsloze, het echte onvervalste; niet een paar ton op de bank of het nieuwste automerk met een Bonzohondje als mascotte, niet de schetterende klankfilm, samengekalkt uit cliché en sentimentaliteit, maar de levende sproke, noodlot en gevoel samengeweven. Om het geluk, het paradijs te zien - grenzeloze ogen zijn ertoe nodig...
Had ik die miniatuur toch maar aan niemand laten zien. Nu word ik voor een tikje onwijs gehouden, en enige werkelijk charmante mensen voelen zich dodelijk beledigd omdat ik beweerd heb dat hun leven op een schetterende klankfilm lijkt en ze het paradijs niet deelachtig zullen