goeïge, hartelijke menschen waren, heb ik in doodsangst gezeten voor het geval, dat ze mij een stukje schar zouden aanbieden. Wanneer zoo’n aanbod op komst was, verdiepte ik me snel in een hoofdstuk van den cocktailmenger, waarin behandeld werd, hoe de smartelijke, levensmoede heldin met het honinghaar zich parfumeert met een parfum dat zij zelf uitgevonden had en waaraan het hoofdstuk dan ook z'n titel ontleende: „L'orchidée de la douleur violette". Het parfum waarmee de grootmoeder, de moeder en het kind hun handen op zeer eenvoudige wijze reinigden heette odeklonje en rook naar terpentijn, Zoo’n cocktailmengende kunstenaar heeft goed praten. Zijn schitterend conversatietalent verbonden met den omfloersten blik schijnt de helden magisch naar hem toe te trekken, Ik heb toch geen moeite onbeproefd gelaten, tot in de trams toe heb ik m'n geluk nagejaagd, aangetrokken door een zekere sfeer van duistere somberheid, die deze rollende vervoermiddeltjes kenmerkt. Maar dichterbij gezien veranderde de interessante duisterheid, die ik op de gelaten der passagiers had verwacht, maar in wantrouwige, doodgewone burgermans-sjagrijnigheid, die men vaak bij een verzamelinkje lieden ziet, dat