OP ZOEK NAAR HELDEN...
Het is mij altijd een raadsel geweest, hoe gemakkelijk de romanciers aan hun helden en interessante sujetten komen. Ze hoeven maar een café binnen te stappen, of direct valt hun een breedgeschouderd duisterblikkend man met breede jukbeenderen en op elkaar geklemde kaken in ’t oog, die zich in ongenaakbare zwijgzaamheid heeft gehuld. — Niettegenstaande deze reserve vertelt de schrijver ons dan in een boek van bijna 500 bladzijden de woelige levensgeschiedenis van den duisterling, die bij voorbeeld met een zin van dit soort begint: Mijn vader was een zeer merkwaardig man, mijn moeder heb ik nooit gekend.... Ik voor mij zou het niet in mijn hoofd durven halen een somber iemand in z'n overpeinzingen te storen en dat nog wel in een café.
En dan de vrouwen die ze treffen (de romanciers bedoel ik nog altijd). Ze zitten nauwelijks een uur in een trein le klasse, ze zijn nog geen dag op een schip (ook le klasse), of ze hebben