en zijn familie teveel graden voor en zijn gesmak scheen hij, zelfingenomen als hij was, zelf niet eens te hooren.
Toen hij den schedel van mijn vader wilde gaan meten, die hem blijkbaar sterk fascineerde, stond deze op en zei beleefd niet langer te kunnen blijven wegens een dringende conferentie. Hij waarschuwde Hannes ernstig voor de pudding: er was een beetje marasquin in. Dien middag kreeg ik eindelijk eens een behoorlijke portie „podding" (zooals men in Oudewater zei), want Tante en nichten aten nu ook nooit meer iets, waar „drank" in zat; ze spraken het woord met zooveel afgrijzen uit, alsof de geurige marasquin het gevaarlijkste vergif ter wereld was.
Daar ik toevallig nog even langs het kantoor kwam, zag ik dat de dringende conferentie van mijn vader bestond in het rooken van een sigaar en het lezen van de „Max Havelaar." Toen vatte ik het plan op, dat wellicht vreese-lijke, in elk geval afdoende resultaten zou hebben. Ik vroeg onze goedige boekhouder met zijn fraai handschrift een zin voor mij op te schrijven; een enveloppe (naam en adres van mijn vader erop gedrukt) en een postzegel gaf hij mij erbij op mijn dringend verzoek. Zelf bracht ik de brief naar de bus.