hebt bereikt. — Nu kan je niet meer met Jopie Kuyl omgaan. Van die trap en die borrels wist ik ook niets af. Het lijken toch wel vreemde menschen."
Mijn vader kwam toch niet te weten waar de Kuylen woonden, want Jopie's moeder noemde zich nog steeds aldus naar haar eersten of tweeden man, waarvan ze gescheiden was, terwijl volgens den burgerlijken stand dit chaotische gezin d'Ersigny heette naar het tegenwoordige gezinshoofd, den vroolijken heer met de borreltjes; deze verloochende echter zijn mooien ouden naam voor de rekeningen die hij niet betalen kon en zoo noemde het heele geval zich dan Kuyl. Tegen Jopie zei ik echter, zich als Jolanthe d'Ersigny voor te stellen, wanneer ze mijn vader mocht ontmoeten en zoo liet ik de Kuyls in het Niets verdwijnen; want is iemands bestaan niet gelijk aan het „levende lijk" van Tolstoy's tooneelstuk, wanneer zijn naam noch in het Telefoon-, noch in het Giro-, noch zelfs in het Adresboek voorkomt? — en dat was het geval met de naam Kuyl, die in geen dezer bijna gewijde registers onzer hedendaagsche geordende maatschappij te vinden was; wel de naam d'Ersigny, maar dat kon mijn vader niet weten, toen hij den halven