bij lieden, die voor „normaal” doorgingen, mits ze de noodige contanten hadden en hun aanvallen en tics een beetje handig wisten te verbergen.
Ook iemand als Jonkheer Charles van Rodeleye, die bij elke gelegenheid zijn doorluchtige naam en titel met nadruk naar voren bracht, heb ik later als commissaris van verschillende N.V.'s een voor het maatschappelijk oog buitengewoon nette carrière zien maken. Op het „Instituut voor den Beteren Stand” gold hij als een der lichten, omdat hij lezen, schrijven en spreken zonder stotteren kon.
Wel had hij de onuitstaanbare gewoonte om onder aan tegen mijn boek te tikken, wanneer ik verdiept was in het heerlijke werk van duistere misdaad en edele menschelijkheid van Victor Hugo. Wanneer hij daarop herhaaldelijk bijterig „Parlez vous francais” zei, begon het in me te koken. Het was de eenige Fransche zin waar hij toe in staat was; grammaticaal interesseerde hem zijn eigen naam meer dan „Les misérables”, hoewel hij stellig onder de categorie dezer ongelukkigen was terecht gekomen, indien hem titel, geld en voordeelen van zijn „stand" hadden ontbroken.