soms zelfs boeiende gesprekken en bij het lezen was het een niet te versmaden hulp. Geschiedenis, waar weinig aan werd gedaan, omdat het te moeilyk was voor de zwakke hoofden der leerlingen, heb ik toch wel geleerd uit de talrijke historische romans of vies romancées, waar later de litteratuur zoo rijk aan is geworden. Aardrijkskunde werd later gemakkelijk en aanschouwelijk geleerd bij het reizen door Europa en over de oceanen. Ook waren de reisgidsjes en prospectus zooveel boeiender en smakelijker dan de droge landkaarten of aardrijkskundebollen, om van de sprookjesachtige en veelbelovende reis-bureau-affiches maar te zwijgen. Eigenlijk had dit Instituut met de beste referenties van de eerste families volkomen aan zijn doel kunnen beantwoorden; aan de kinderen tusschen de 5 en 25 raakte ik langzaam aan gewend en zelfs deze hadden een element van „leerzaamheid" in zich, om dit vreeselijke woord eens te gebruiken.
Later merkte ik trouwens, dat een zeer groot deel der menschen niet veel verder gekomen waren dan deze ongelukkigen, al droegen ook zij prachtige kleeren en mooie coiffures. Elk „geval" der jongedames en jonge-heeren heb ik later in de maatschappij herkend