Misschien zou ik op een tentoonstelling dat schilderijtje voorbijgelopen zijn, zoals men de gemberpotten met judaspenningen, bokkingstillevens en aronskelken meestal voorbijloopt. Maar in de eentonige straat van het nieuwe stadsgedeelte deed die verdroomde oude boerenhoeve met een beetje verkeerd geschilderde bomen ernaast als een openbaring aan. Een openbaring van frisheid, rust en sfeer, die zo heel verschillend is van alle nieuwe stadsgedeelten. Daarbij stond het schilderij in een kappersetalage. Kapperswinkels waren er anders genoeg in die buurt, bijna in ritmische afwisseling: een sigarenwinkel, een schoenenzaak, een kapper - een bloemenwinkel, een radiozaak, een kapper. In de spiegel naast het schilderij zag ik dat er wel een en ander met mijn haar mocht gebeuren. Binnen was het hetzelfde gedreun en gedamp als bij alle kappers. Vaag glimlachende bloemzoete juffrouwen met heerlijk rode en platina golfkap-sels vroegen: ‘Permanent Dame, watergolf Dame?’ Voor de spiegels zaten rudimenten van vrouwen- en meisjeshoofden zich met die waanzinnige aandacht te bekijken, die men denkelijk alleen in zenuwinrichtingen en krankzinnigengestichten zal aantreffen.
De kapper zelf keek met zijn gloeiende donkere opera-ogen onder de zwarte kunstenaarslok eerst beleefd langs
79