dinnen met elkaar gemeen, zwijgzaamheid en melancholie. En door alle landen hollen ze elkaar na, door de lucht, over gletsjers en rotskloven. Meestal ontmoet men elkaar heel gewoon weer in een duistere havenkroeg of een schemerige mondaine bar. Want ze kunnen niet zo weinig spraakzaam en terneergeslagen zijn, of ze moeten ergens zitten waar het erg rumoerig en druk is.
En de populaire romancier, die ik zo om z’n interessante sujetten benijd, is dan altijd bij de hand. Hoe smakelijk kan hij in een dolgezellig interview in een van die bekende magazines over zijn uitzonderlijke geesteskinderen keuvelen. De opgetogen interviewer weet niet, wat hij het meeste prijzen moet, de cocktail, die de meester eigenhandig in z’n huisbar voor de bezoeker mengt, zijn onderhoudend conversatie-talent en charmante manieren, zijn kostbare Siamese kat of zijn door melancholie omfloerste blikken, die dan gelukkig door een prettige, jongensachtige glimlach gevolgd worden. Met deze glimlach op het gelaat die tevens zijn echt of onecht glimmend gebit demonstreert, ziet men hem dan in het magazine afge-beeld ... Want het zijn eigenlijk de litteratoren met de cocktails, de leuke hobby’s en de fluwelen sjamberloeks, die me zo jaloers op hun zeldzaam aparte sujetten maken.
De werkelijke schrijvers en dichters hebben het toch alleen maar over lieden zoals u en ik - u en ik in onze alledaagse, allerzieligste en oppergelukkigste momenten - u en ik in ons gewone doen. U en ik. Leven en sterven. Alles ‘gewone’ dingen.
65