OP ZOEK NAAR HELDEN
Het is mij altijd een raadsel geweest, hoe gemakkelijk de romanciers aan hun helden en interessante sujetten komen. Ze hoeven maar een café binnen te stappen, of direct valt hun een breedgeschouderd duister blikkend man met brede jukbeenderen en op elkaar geklemde kaken in het oog, die zich in ongenaakbare zwijgzaamheid heeft gehuld. Niettegenstaande deze reserve vertelt de schrijver ons dan in een boek van bijna vijfhonderd bladzijden de woelige levensgeschiedenis van de duisterling, die bij voorbeeld met een zin van dit soort begint: Mijn vader was een zeer merkwaardig man, mijn moeder heb ik nooit gekend ... Ik voor mij zou het niet in mijn hoofd durven halen een somber iemand in z’n overpeinzingen te storen en dat nog wel in een café.
En dan de vrouwen die ze treffen - de romanciers bedoel ik nog altijd. Ze zitten nauwelijks een uur in een trein eerste klasse, ze zijn nog geen dag op een schip - ook eerste klasse -, of ze hebben kennisgemaakt met een fabelwezen, dat koel en heftig tegelijk is, honingblond haar en violette ogen bezit en een stem met een donker, metaalachtig timbre. Het meer en meer gebruikelijke recept wil, dat deze toch erg vrouwelijke dame iets bijzonder knaapachtigs over zich heeft en verder is ze dood-melancholiek. Trouwens, dat hebben veel helden en hel
64