druk?’ me verbaasd hebben doen opkijken. ‘Leenmeyer -wie is dat?’ was dan vermoedelijk mijn antwoord geweest ...
Ik draag op een onverklaarbare manier tweevijfenzeven-tig in een plat doosje bij me - heel lang geleden eens van pa gekregen, omdat hij zo tevreden over me was en de zalm hem zo lekker smaakte.
Buiten het sprookje heb ik dan nog een rosé schaar, als verrassing voor moes, een chocoladepijp voor die goeie tevreden pa en een wit fondant-horloge met een echt cijferplaatje erop voor mijn zusje gekregen - gekrégen, want de prijs die ik ervoor betaalde is te belachelijk om te noemen. ‘Omdat het seizoen voorbij is,’ zei de bakker bijna verontschuldigend, toen hij het bedragje van een-zesentwintig voor al deze zeldzaamheden vroeg, een werkelijk onzinnig bedragje. Of voor mij enig seizoen der zakenwereld afbreuk had kunnen doen aan de schoonheid en de glans van zulke verrukkelijke dingen!
Ik jubelde krijsend toen ik de trap opkwam: ‘Nou heb ik iets! allemaal fantasie! voor jullie ook!’
Even later - een ogenblikje maar daarna, ze zaten allemaal als versteend aan tafel- Het ik erop volgen: ‘En ik wou dat ik dood was ...’
55