zien voor ik mij volkomen aan de geneugten des levens ging wijden, en ook de levende prinsenkinderen wilde ik triomferend in de hooghartige strakke gezichten kijken -ik zou het sneeuwmannetje krijgen. De heer d’Hersigny de Montagne werd trots zijn eigenaardig uiterlijk toch als geleide geaccepteerd. Hij maakte voor sommige portretten een rare buiging en verklaarde onder kushandjes een stralend-jonge pruikdame voor zijn bet-overgrootje - en werkelijk droeg zij dezelfde naam als Jolanthes smoezelige ouwe pa - een feit dat op de zaalwachter zulk een grote indruk maakte, nadat Jolanthes pa hem zijn beduimeld visitekaartje had getoond, dat hij direct bereid was het gordijntjesspel te gaan opvoeren. En terwijl de heer d’Hersigny zich met grote, luidruchtige belangstelling in dit geheimzinnige spel verdiepte, vond ik gelegenheid met het stille kindje alleen te blijven: eigenlijk glimlachte het toch niet echt, zoals ik op die eerste vrije ochtend gedacht had. Het scheen er te moe voor geworden. Ergens was zijn kleine bleke mond wel lief en zacht, maar dan had het toch te veel pijn gekregen, het arme kleintje, en treurig en verbaasd was het geweest, omdat niemand hem helpen kwam - al zat er nog zo’n mooi opengewerkt kantje aan zijn wiegelaken, en ook zijn mutsje was ermee afgezet. De suikeren babies bij juffrouw Fietje lagen met drie tegelijk in chocolade wiegen en zilveren rammelaars hielden ze in hun rode dikke knuistjes. De handjes van het doodstille kleintje staken zo geel en wasachtig tegen het witte laken af, zoals zijn gezichtje van was leek in het lichte, met kant bezette
44