En ik meen, dat zijn stem eens getrild heeft, toen hij zei: ‘Dat binne mense, zie je, dat binne nou voor het eerst in mijn leven eens mense geweest, begrijp je ...?’ Dat de heer Davis me tutoyeert hoef ik dus niet meer te vertellen, hij zegt met voorliefde je en jij tegen iedereen na zijn rendez-vous met de dood - en hij heeft er het recht toe, zou ik menen. Wat zijn andere rendez-vous daartegen -in dancing, Vondelpark of bridgeclub? De dood is iets heel bijzonders, om een rendez-vous mee te hebben.
Maar misschien moet ik de intelligente lezers er toch nog attent op maken, dat H. W. A. Davis mij geen méns vindt, in geen enkel opzicht een mens. Ja, ik heb verschillende keren de onaangename gewaarwording gehad, dat H. W. A. Davis me haat en me soms met verachting behandelt. Davis, die ik eens als een worm in het stof heb zien kruipen voor een huisbaas, nog wel ‘Heertje’ genaamd. Davis, die na enige financiële inmenging mijnerzijds met het geval Heertje zich direct ook voor mij in het stof wilde wentelen van dankbaarheid en toewijding - dezelfde Davis houdt zijn hoed op wanneer hij mij ziet, loopt mij in mijn eigen huis voorbij of ik lucht ben en geeft op mijn bescheiden groet: ‘Goedendag, meneer Davis, hoe gaat het ermee?’ een lelijk knorrend soort van antwoord. Ik geloof wel, dat het voor sommige mensen vreselijk moet wezen om dankbaar te zijn... maar ik verlang van Davis geen dankbaarheid, ik zou alleen graag willen, dat hij de met zorg gefiltreerde koffie met room lekker vindt en de Van Houten’s Cacao, die hij een uur daarna krijgt. Van het glas lauwe melk, dat
17