PENSION WESSELING
De oude witharige juffrouw met het zwartwollen, ouderwetse mutsje op en de blauw katoenen werkjapon aan, was een verrassende en frisse afwisseling na de verschillende stofdoekachtige dames in vlekkige jumpers, die me verzochten maar niet rond te kijken - ‘nog een beetje rommelig, hè?’, of de nog onaangenamere, verongelijkt uitziende mevrouwen, die me de eigenaardige mededeling deden, het volstrekt niet nodig te hebben kamers te verhuren, dus daarom ook ‘lang niet iedereen over de vloer’ wilden hebben. En eigenlijk had men weinig keuze. Het is al even erg, wanneer de hospita’s te vuil of te helder zijn - slordige en vuile zijn meestal goedig en royaal, de al te keurige met de glimmende salonnetjes gierig en onuitstaanbaar.
Die oude juffrouw hield er tenminste geen salon op na, ze woonde met nog twee even eerwaardig uitziende zusters in een ruime keuken met een paar slaapkamers erachter. Die keuken had iets boers en patriarchaals met enkele goede koperen en tinnen dingen erin. De zusters schenen niet veel in te brengen te hebben.
En dan was Wesseling er nog - een kerstmannetje met een wit baardje en twinkelende oogjes. Toen ik er zowat een maand woonde, wist ik dat Wesseling de onderdrukte echtgenoot van de oude juffrouw was,
113