op de zwarte zijde, als een monsterlijke vleesetende plant op een dof glinsterend moeras uit een boze droom. Maar Frau Irma wil de zegen des hemels ook in deze wansmaak betrekken: ’Mein Gott im Himmel, hoe zal me dat kleuren, een rode roos op een zwartzijden japon!’
Fräulein Grete en Fräulein Mieze, blond, smal en bescheiden, uit een der [kleinburgerlijke drama’s weggelopen, die alleen nog in de voorsteden en achterbuurten in trek zijn: ’De zonde der vaderen of lief en leed van twee gevallen meisjes’, ie Bedrijf, het huisgezin van de dronkaard, 2e. Moeder sterft van ellende, enz. tot het 5e, dat niet goed eindigt en een pakkend slot oplevert met sterfbed, zakdoeken en tranen. Maar laten wij nu veronderstellen, dat we pas bij het derde, luimige bedrijf zijn aangeland: Een gezellige middag bij moeder Posanzky, een vrolijke verjaardagspartij, waar Fräulein Grete en Fräulein Mieze als zoete verlegen kinderen aan deelnamen. De kopjes Goldwasser hielden ze overdreven sierlijk vast met de pinken ver naar boven af staande.
Zelfs Josef had niets op hun gedrag aan te merken, mijn medecommensaal Josef, leerling-bediende bij Gebr. Her-zog-Bukskinlager. Een plechtig en ernstig Joods-boers jongetje, dat er maar twee begrippen op nahield, goed en slecht. Goed was alles ’bei uns in Labenau’, slecht was eigenlijk de hele overige wereld. In elk geval schenen daar in Labenau de kippen, eieren en andere natuurproducten uitgesproken goed te zijn. Goed en koscher. O, iedere maand de gratis voorstelling van Josefs ouders, wanneer ze hun spruit in de stad kwamen bezoeken - zó uit Herrn Jushny’s Blauwe Vogel weggelopen. De moeder met een bedrukte hoofddoek en de vader met zo’n eigenaardige, grote klep aan de pet. Beiden hadden de verbijsterd starre uitdrukking in de ogen van Herr Jusany’s schepselen; geruite bundels met kippen en eieren sleepten ze aan, alleen voor Josef bestemd... ’Met hartelijke zegenwensen van vader en moeder en dat u 100 jaar moge worden bij leven