naar heliotroop geurend poeder, dat een mondain cachet gaf, de vrolijke ’huppelende geit’ en het oneindig-treurige ’Amour, jeunesse, les heures sont roses5 — treurig werd het lied vooral later wanneer de uren mauve en grijs verkleurden. ..
Daar schenen we trouwens nu al aan toe te zijn - Moekie, mijnheer de Lange, zijn Moekie [om geen verschil te maken] en ik, we waren bij het mauve en grijs aangekomen. Met een licht verwijt in haar stem vroeg mevrouw de Lange mij, waarom ik haar zoon Marius zo aangemoedigd had. ’Aangemoedigd?5, herhaalde ik, volkomen niet-be-grijpend. 5Ja, je vond hem toch zo aardig en lekker ruiken en veel liever dan alle jongens en andere mensen die je kent — dat heb je toch eerst gezegd.5 ’Dat vind ik ook nu nog,5 antwoordde ik met hetzelfde niet-begrijpen. Doch de arme heer de Lange scheen allang alles te begrijpen; hij wuifde een beetje vermoeid het hele gesprek met misverstand en uitleg van zich weg.
Moekie verklaarde onomwonden, dat er van mijn kant niets van de liefde, l’amour dan, kon komen en ik werd de kamer uitgestuurd, omdat er nog iets over dit onderwerp besproken moest worden. Mijnheer de Lange keek me heel diep in de ogen toen ik hem een hand gaf en hij zei: ’Adieu, chérie, pour toujours.’ Het klonk zo mooi als in een roman. Nooit had iemand nog Frans tegen me gesproken, behalve de Franse leraar en die had ’imbécile’ tegen me gezegd, iets heel anders dus. De Moeder van mijnheer de Lange keek me streng aan en zuchtte: ’Kind, je weet niet wat je opgeeft, mijn zoon Marius is een engel.’ Misschien toch, dacht ik later op mijn kamertje, misschien bestaat er toch een soort van onknappe engelen met melancholische hangsnorren, engelen van drie en dertig jaar, die heerlijke chansons ten beste kunnen geven, die ik nu nooit fneer horen zal: Amour, jeunesse, les heures sont roses...