toepassing achtte, en alles geurde weer naar heliotroop, onze doodgewone salon en wat er in stond. ’Om misselijk van te worden,’ hoorde ik mijn vader zachtjes in zichzelf mompelen [ik weet niet of deze woorden betrekking hadden op mijn broze gevoeligheid dan wel op het heliotroop-parfum], terwijl hij een van zijn dikke sigaren opstak en bijna onbeleefd vlug afscheid van de heer de Lange nam. Mijn moeder vond het, geloof ik, wel prettig dat ik ’broos en gevoelig’ werd bevonden door zulk een rijk geurende, uitstekend gemanierde heer. ’Als moeder zijnde’ [zoals het in de volksmond heet] hoort men ook wel gaarne een keertje iets aangenaams van een kind, waar tot nu toe niets anders dan verontrustende berichten over vernomen werden. Het bericht van mijn zusje b.v. na die mislukte dansmiddag: ’Om je dood te generen, allemaal dansten we netjes in de maat en daar draait ze ineens helemaal de verkeerde kant op, aldoor naar haar schoenen kijkend en begint opeens te grienen als een idioot. Ze konden niet meer van de lach; gelukkig dat ze nog niet wisten dat ze al tot de ouderen behoort... laat ze in ’s hemelsnaam nooit ergens meer heengaan.’
Maar de heer de Lange verontschuldigde alles, de nobele ziel. Neen, het was helemaal niet erg dat hij nu een leerling minder had door mij, hij had er toch al zo veel; en wanneer mevrouw het permitteerde, zou hij nog eens de huppelende geit ten beste geven en daarna een Frans chanson. Het was of de heer de Lange zich erg opgelucht voelde, toen mijn krachtige vader met de koele groene ogen zo bruusk de kamer verlaten had; deze uitwerking had mijn vader vaak op mensen, die een beetje klein en een beetje zielig, maar erg ’gevoelig en broos’ uitgevallen waren; het soort waar ik me nu in de toekomst bij zou indelen.
Eigenlijk was alles erg goed afgelopen: ik had een mooie feestelijke jurk, lakschoenen met vlinderstrikken er op, het nieuwe praedicaat ’broos en gevoelig’ in plaats van