strompelen en te huilen en dacht: nu is het hier ook uit. Mijnheer de Lange., die een professor is en toch zo vriendelijk, zal kwaad worden, omdat hij geld voor die lessen krijgt en jij het niet kunt - het nooit zal kunnen — dansen tussen een bende, die luid is en hard en op mijn lakschoenen trapt en als ze dat niet doem, doen ze iets anders dat beroerd is, ik kan ze nu eenmaal niet uitstaan; en thuis zullen ze zeggen: zie je wel, ze houdt het nergens uit.
In de verte hoorde ik luid juffrouw Gans tellen: ’in de maat, een twee drie, in de maat.’ Want mijnheer de Lange stond me te troosten in het kamertje waar de overjassen opgehangen werden. Dit was een van de weinige grote karakters die ik in mijn jonge leven leerde kennen en ik zag, dat ook in een klein iemand een grote ziel verborgen kon zijn. Mijnheer de Lange, die heerlijker dan ooit naar heliotroop geurde - ’les heures sont mauves’ had hij eens gezongen — mijnheer de Lange, die professor was in alles wat met schoonheid en goede manieren te doen had, stond me of ik een baby was limonade in te gieten met kleine teugjes en met zijn eigen geparfumeerde zakdoek veegde hij mijn tranen af en beloofde naar mijn ouders te gaan. Stel je voor: een professor die belooft naar je ouders te gaan om te zorgen dat je geen straf krijgt; hij zou zeggen dat ik te gevoelig was. Wat een mooi, fijn woord... eeuwig zou ik het onthouden; wanneer me iets dwars zou zitten, zou ik zeggen: ik ben te gevoelig, mijnheer de Lange zei het ook.
Mijn ouders waren zeer verbaasd, toen ze op een middag kort na het dansdrama bezoek van de heer de Lange kregen, die zijn kleine figuur verlengd had met een glanzende hoge hoed, en de aanduiding op zijn visitekaartje: Profes-seur de Danse et de Maintien met ere kon dragen. Mijn vader, die nogal stroef en nucht( _ van aard was, verliet kort na dit heuglijk entree de kamer, vooral toen mijn gevoeligheid ter sprake kwam. ’Broos en gevoelig’ waren de wonderschone woorden die de heer de Lange op mij van