woorden iets origineels over zich had, raadde in mijn geval, dus dat van het figuur zonder ’koepel’, heel verstandig een gewoon los hangjurkje aan. Wat aan lijn en coupe ontbreken zou, werd dan met het toen in de mode komende smockwerk aangevuld en versierd. Maar in één woord heerlijk waren de lakschoentjes: niets meer van stakerigheid in de benen, die waren - verbeeldde ik me — als op slag veranderd, en nooit zal ik de grote glanzende strik vergeten, die weliswaar volkomen doelloos, doch in mijn ogen een buitengewoon rijke versiering was. Wat er nu ook gebeuren zou, welke moeilijkheden des levens er ook boven mijn hoofd mochten hangen, die lakschoentjes kon niemand me meer afnemen. Enkele dagen in de week of maand althans zou ik lichtvoetig en schoonbestrikt in uitgelezen schoenwerk mogen doorbrengen.
Als voorbereiding zou ik een paar lesjes met mijn zusje samen vooraf krijgen, iets waar zij de neus voor op trok, want, volgens haar, bestond de clou van het dansen in jongelieden met lange broeken, die na de dansles op je stonden te wachten.
Ik vermoedde hier al vaag iets onaangenaams, doch de glans van de schoentjes en het crème kanten kraagje van de jurk verdrongen alle bezwaren.
Het dansles je om er in te komen viel me erg mee: ik kon ten volle van mijn elegante kledij genieten, mijzelf in verschillende spiegels ten voeten uit bewonderen en mijnheer de Lange, Professeur de Danse et de Maintien, geurde naar heliotroop en lavendelpgeder; hij had kleine geplakte krulletjes boven een verkreukeld gezicht met vermoeide rode oogleden en de zachtste blauwe ogen die ik ooit gezien had. Alles was zacht en licht aan mijnheer de Lange, die zeer klein van stuk was. Hij droeg zulk een hoog boord, dat het op een manchet leek, en boven dat hoge boord hoorde ik zijn vriendelijke, een beetje treurige stem neuriën, een twee drie, links rechts links, tra la la, een twee drie. Er zat een oude dame piano te spelen, die helemaal