Door de lakschoentjes is eigenlijk alles gekomen: wanneer ik de danslessen met mijn gewone schoenen had moeten doen, was dit kleine drama nooit gebeurd.
Gewone schoenen reikten in die tijd - nu bijna al legende geworden - tot de kuiten; er bestonden dan drie mogelijkheden: óf de kuiten waren normaal, zodat ze precies in de schoenen pasten en het geheel gaf tenminste een draaglijke lijn; óf de kuiten waren te dik en dan hingen ze over de schoenen heen; en ten slotte bestond er nog iets vreselijks: men bezat niets op buitengebied, zodat er holten ontstonden, waar je soms een hand in kon steken - dit laatste was mijn geval. Op armoe-afbeddingen van uitgehongerde bedelkinderen kwam mijn soort benen in gewone schoenen voor; het stond oneindig zielig, stakkerig en wankel.
Mijn zusje was al een paar maal naar die dansles geweest; het had me door mijn ziel gesneden, haar zo vorstelijk te zien vertrekken in een donkerblauw fluwelen jurkje met zeldzaam sierlijke glanzende lakschoentjes. En hoewel ze jonger was dan ik, hadden mijn ouders eerst er van af gezien* mij mee te laten gaan. Meestal gebeurde er iets onprettigs met me; eigenlijk ging ik ook veel liever die vrije middagen met Moekie taartjes eten dan me op een gladde parketvloer te wagen, waar men ’gevraagd’ moest worden, elegant gekleed zijn, en vallen kon. Toen voor mij het bruin fluwelen jurkje gekozen werd, had de naaister haar hoofd geschud en voorspeld, dat er niet veel ’koepel’ in kon aangebracht worden, hiermede bedoelende, dat mijn figuur zich niet voor een sierlijke coupe leende, een voordeel dat mijn zusje in hoge mate bezat: prachtig breed in de schouders en smal van taille waren eigenschappen die voor een goede coupe bijzonder geschikt werden geoordeeld. En de naaister, die op het gebied van vreemde