vreden om [heb ik reeds verteld, dat ik lafhartig naar bed was gegaan, om me aan alles te onttrekken, zoals mijn huisgenoten het noemen?]. Ik kampeer met een petroleumkachel op m’n kamer, waar alleen nog het bed staat. Een verhuizing heeft niet meer de bekorende aantrekkingskracht, die ze in mijn kinderjaren voor me had. Er komen geen onverwachte dingen meer uit koffers en kasten, geen onbruikbare geheimzinnigheden, die ik nog niet gezien heb en die dus bijzonderheden zijn. Een verhuizing is niet meer een wilde verbijstering voor de overigen en een gelukzalige vervoering voor mij. De overigen doen kalm hun plicht met verhuismannen en statistiekachtige lijsten van voorwerpen die mee of niet mee moeten, — van geheimzinnige onbruikbaarheden geen sprake meer. Ik ben de enige die niet zijn plicht doet, maar juist iets heel verkeerds met de voorwerpen, die niet mee moeten. Ik schijn ze iedereen voor twintig gulden beloofd te hebben. Het regent aan een stuk door en beneden wordt het lawaai daverend. Ik ben van plan me meer dan ooit te onttrekken met een boek van Joseph Gonrad, dat me het kampement in de onttakelde kamer met de petroleumkachel en de toekomstige drie jaar oude étage, waar ik nu al een hekel aan heb, doet vergeten: ..ik stuurde aan op Java — weer zo’n gezegende naam, net als Bangkok. Ik stuurde vele dagen...’ O, Joseph Conrad!
Waarom moet deze onzalige werkvrouw nu het woord pensioen uitgillen? Waarom kunnen ze me niet in mijn dromen en verbeeldingsreizen met rust laten? ’...en ik had er een pensioen mee willen beginnen met de rest op afbetaling, lelijke uitzuiger...’ versta ik nu duidelijk na met veel moeite in de werkelijkheid teruggekeerd te zijn. Pension, afbetaling, stofzuiger, politierechter, gevangenis. Dat van de politierechter weet ik door grappige verslagjes, die wel eens in het ochtendblad staan. Er worden meestal gevallen van delirium tremens, burenruzies en verduisteringen bij afbetalingssystemen in beschreven. Ze eindigen