bloed drinken - jij een klein druppeltje/ zei ik met voorbehoud, ’heb jij een zakmesje?’ ’Och nee/ antwoordde Da, ’je moet een zweer doen, dat is voor Christene zielen hetzelfde als die vieze bloedzuiperij van de wilde.’ ’Die ene was geen wilde/ hield ik hardnekkig vol, zodat Da er ongeduldig door werd: ’Zweer nou/ zei ze zachtjes op die rosé gracht, waar buiten de rozerode vensters alles donker was geworden, ’steek je vinger in de hoogte en spreek me na precies wat ik zeg.’ Da’s stem klonk zo streng, dat ik direct een vinger in de hoogte stak en afwachtte, wat ik naspreken moest, terwijl ik een paar dames gadesloeg uit een der rosé huizen, die tegen een man tikten. Ze waren lang niet zo mooi als Nelly, maar toch prachtig gekleed - dat zag ik, toen de ene aan de deur kwam - het scheen een erg rijke buurt daar te zijn. ’Niet kijken/ beval Da, ’doe de zweer, spreek me na: ik zweer plechtig, asdat ik nooit van mijn leven thuis of ergens anders vertellen zal, dat ik bij Da haar zuster Nelly ben geweest - ik ken haar niet -’
’Waarom mag ik nou niet vertellen, dat ik bij Nelly was, en waarom moet ik die rare woorden zeggen met ’ik ken haar niet’ erbij - zoeven heb ik haar nog gezien, ik geloof, dat je niet wijs bent... Da - wat is er Da, waarom huil je -ben je soms dronken van het rood, ik voel me er zo leuk van?’ ’Zweer ook,’ huilde Da, ’dat je nooit rood gedronken hebt en geen jim kent - zweer het met een vinger in de hoogte, zweer dat ook - het is precies als bij je Indianen, zweer het nou.,’ - ’Ook van de papegaai, moet ik daar ook wat van zweren?’ vroeg ik geïnteresseerd. Ik had ze juist allemaal willen vertellen, dat ik een papegaai ken, die zo hard en zo mooi duidelijk vloekt: ’Loop naar de verd.. .s’, in plaats van hun stomme Artis-papegaaien met hun eeuwig ’koppie-krauw’. ’Hou nou op/ schreeuwde Da, ’je bent toch zo heel klein niet meer, je moet alles zweren, begrijp je, dat je helemaal niks van hun afweet, ik bedoel, dat je het nooit oververtellen zult - anders ben