kaarsen aangestoken... Asta Nielsen is eenzaam, smartelijk gelaten en kortstondig gelukkig met een kapperachtig filmspeler. Asta Nielsen, wier bevende mond reeds weent om een vermeend geluk, waar haar ogen naar hunkeren en haar handen sidderend naar tasten. De pianist die de Löwenmensch bij zijn schalks couplet begeleid had, speelde nu met voortdurend neergetreden pedaal vreselijk hard iets afschuwelijk sentimenteels, de film regende van ouderdom en het theater was muf en louche. Maar Frau Irma Posanzky dacht niet meer aan het krenkende gedrag van neef Lippmann - ze liet de tranen zonder ze weg te wissen langs haar wangen biggelen, haar hand had ze op die van de heer Posanzky gelegd - ze waren niet jong meer en ook niet meer verliefd.
Het nieuwe mantelpak viel me pas weer in toen wij buiten stonden, door de gewaarwording dat ik het koud had. Ik verlangde naar m’n Russische blouse en de oude warme mantel, naar Copperfïeld, de Steinlen-meisjes en de koelie. Op de een of andere manier waren die de geschikte overgang na Asta Nielsen. Op Malte Laurids Brigge, Henriette Jacoby en ook op Lord Jim moest ik nog een week of drie wachten... Eigenlijk had men met meer overleg te werk moeten gaan, want bij een nieuw mantelpak behoren nieuwe schoenen. De rest van die dertig Mark werd die middag nog besteed aan Kaffee mit Sahne en Kirsch-torte. Ook aan bosviooltjes en seringen. Maar die moet men toch liever kopen wanneer de dag j ong is, wanneer het stof niet over het asfalt dwarrelt in een plotseling guur windvlaagje, ’s middags zo tegen een uur of zes... De bosviooltjes zijn dan ook al een beetje verwelkt.
ioo