zier, want het deed echt pijn. Maar die stinkdokter had het direct door en vroeg vuil grijnzend alleen maar: ‘Schoolziek, hè?’ En dan die ene keer, toen ik zei dat ik zware rimmetiek had... ‘Je meent reumatiek, niet, ’ vroegen ze en daarbij barstten ze in zo’n kwaadaardig gelach uit en toen werden ze écht kwaad. Al mijn tantes hadden ’t over rimmetiek, waarom zou ik nu niet eens rimmetiek kunnen hebben?... Ik heb alle plaatsen onthouden en opgenoemd waar tante Jo het heeft, maar ik kreeg een preek van de directeur over mijn leugenachtige karakter en mijn geraffineerdheid - ik weet niet eens wat dat is, geraffineerd, maar het scheen nog gemener dan liegen gevonden te worden. Liegen is heel moeilijk en naar, ik zou nooit liegen als ik het niet nodig had, maar ’t was de enige manier om eens een enkele keer een heerlijk vrij gezellig dagje te krijgen of om zo’n stinkles te ontlopen. Al kwam later altijd alles uit met veel straf en zedepreken erna - die had ik graag over voor een paar zalige uren in de vrijheid. ‘Nooit houd ik ’t uit op die rotschool en ik zeg het jullie: eeuwig zal ik slechte rapporten hebben en in Boedapest zou ik piano-assistente kunnen zijn en ook nog kunnen vooruitkomen. Maar vader wil niet, nooit krijg ik een kans, o, o, wat een hondeleven heb ik bij zo’n vader, ’ snikte ik in een alles overstelpend zelfmedelijden.
Plotseling werd oom Ricardo uiterst ernstig en plechtig; hij pakte mijn beide handen en keek me met zijn grote glanzende jong gebleven ogen doordringend aan. ‘Jij hebt een goede vader, ’ zei hij met sidderende stem, ‘je hebt een vader, waar je op je knieën God voor danken moet elke dag; jij hebt geen vader die zijn vrouw van ontbering en uitputting liet sterven op een zolderkamertje zonder vuur alleen met een kaars - en jouw vader zorgt ervoor datje ’s avonds op tijd in je bed ligt en niet aan een longontsteking sterft zoals mijn kleine Viola. Dat weetje nog hè, hoe Lydia stierf?’ vroeg hij mijn moeder met grote nadrukkelijkheid. ‘Ontbering en uitputting, mijn God, mijn leven is voorbij, verzuimd heb ik alles wat ik had moeten doen. De Hemel is mijn getuige, ik kan het nooit meer goedmaken!’