voor ik het wist, had ik het contract getekend en zat ik eraan vast voor een maand. Maar bij het tweede bezoek probeerde ik al vlug langs een en twee hoog te sluipen om de meneren en vooral de mevrouwen niet te spreken; er kwamen dan direct zulke vervelende dingen op het tapijt, in casu op de trap, iets over vuilnisemmers en lopers op de trap en over de nichtjes die op de zolderkamer vlak boven me sliepen en wie de trap zou ‘doen’ en dan nog iets zoetelijks over een beetje geven en nemen, nietwaar, als buren zijnde. Gedurende zo’n gesprek dacht ik dan al: dertig of veertig gulden naar de maan, gelukkig dat ik dat huis op de kade nog even heb aangehouden en de huisbaas kreeg een briefje waarin ik hem tot mijn spijt moest mededelen ervan af te zien.
En nadat ik zo’n briefje op de post gedaan had, ging ik met een bevrijd gevoel naar de kade terug. Boven het grauwe water zeilden traag grijze zware wolken met een beetje overgebleven goud hier en daar; op dat flatje waren geen wolken te zien geweest, alleen maar precies dezelfde flatjes aan de overkant, viel me tot mijn ontsteltenis in, en schepen waren er natuurlijk ook niet bij het flatje; rijen schepen met loopplanken die smalle waterstraten zijn. Over die planken gaan de schippersmensen naar hun woonkajuiten terug, van het ene schip op het andere. Je ziet direct wie er niet op de schepen thuishoren - die lopen angstig en weifelend - de schippersmensen gaan op die planken als over brede bruggen.
En de korte marmeren gang van mijn huis lijkt me de hal van een kasteel, wanneer ik aan de flatjes en de trappen en lopertjes-zorgen denk en de burenplichten en eikaars vuilnisemmers, om beurten naar beneden te dragen volgens een vast roostertje en elke dag een gesprekje met flatje een hoog of twee hoog - ook heb ik een soort surrealistische herinnering aan een geluidencocktail: kraaiende baby’s, het menuet van Boccherini, een lichte familieruzie, schone Biume von Hawai, de kleine burgerman, hanegekraai, is it not romantic?... en boven deze cocktail wolken zware geuren van koolsoorten. Er was een tuintje achter het onderste flatje, grote goedheid wat voor een miezerig tuintje,