en begraven worden te maken heeft. Vier jaar leven ze nu al op mijn stoep - vier jaar is een mooie tijd, wanneer men het bedenkt. Ze vloeken nog wat en schelden af en toe iemand uit in het vage weg en soms schijnt de spiritus zo uitgewerkt te zijn dat een ervan een beetje gaat hengelen op het steigertje onder toezicht der anderen. Ze vallen nooit in het water, maar ik heb ook nog niet gezien dat ze ooit een vis hebben gevangen - ik vrees voor een vissendelirium na te veel spiritus... Nee, ik wil weg, tussen behoorlijke mensen zijn, die door deftige obers bediend nette glaasjes Bols en Voorburg voor zich hebben staan, met zoutjes en bitterballen en prettige goede dingen erbij en die alleen maar domweg een beetje vrolijk en luid worden na het vierde glaasje. Trouwens, iedereen zegt: Hoe kon je in zulk een buurt en zulk een huis gaan wonen, naast die vreselijke pakhuizen; helemaal verveloos zijn die pakhuizen en denkelijk vol muizen en ratten. (Het zijn prachtige pakhuizen van de Oost-Indi-sche Compagnie.) Op een enkele schilder na zegt iedereen dat het krankzinnig is in een huis te gaan wonen met zowat tien kamers, met geheimzinnige kelders waar ik voor alle zekerheid nog nooit in geweest ben en dat op een onverklaarbare manier eigenlijk twee zolders heeft - die ene met de moordenaars vlekken en de andere in eeuwige duisternis gehuld, met balken die nog van het begin dateren, 1600 dus ongeveer.
En vooral wanneer iedereen dat zo zegt en ik juist op mijn stoep een gruwelijke vechtpartij hoor, waarbij de verschillende fronten als bezeten aan mijn bel gaan trekken die hol en doods en alarmerend en overdreven luid klinkt door het grote huis, vooral bij zulke gelegenheden ga ik eropuit: iets nieuws zoeken. Een paar maal heb ik er sommetjes bij verloren, tussen de dertig en vijftig gulden - het ging om flatjes en bovenhuisjes. De eerste keer vond ik zo’n flatje werkelijk aantrekkelijk: een net buurtje met allemaal aansluitingen bij de nachtveiligheidsdienst onder de naambordjes en het ging er vooral om fatsoenlijke mensen op de flat te krijgen, ziet u, vertrouwde de bewoonster van een of twee hoog me toe en de huisbaas zei iets van een Vaste positie’ en