geduld van zijn schuldeischer uitgeput raakte, liet de landsheer hem en zijn vrouw en zijn kinderen in den kerker werpen.
Vele dagen zaten zij gevangen en kregen niets dan water en oud, zwart brood.
Na eenigen tijd zei de landsheer tot zijn rentmeester:
— Het heeft weinig nut, nog langer het gezin van den pachter in den kerker te laten smachten. Ik heb daarom besloten den pachter, zijn vrouw en zijn kinderen in ketenen te slaan en hen naar de stad te doen brengen. In de stad moet op de markt de trom geroerd worden en wanneer zich voldoende burgers daar verzameld hebben, moet er uitgeroepen worden:
— Indien geen Jood zich aanmeldt, die de gevangenen voor de som van driehonderd roebels vrij koopt, zullen zij ter dood gebracht worden. De rentmeester deed zooals hem bevolen was. Hij voerde de geketende Joden naar de groote stad, liet den trom roeren en toen zich voldoende burgers op het marktplein verzameld hadden, maakte hij het besluit van den landsheer bekend.
De gevangenen weenden en smeekten den Joden der stad medelijden te hebben en hen vrij te koopen, opdat de landsheer niet zijn onbarm-
58