tweetal met elkaar in gesprek en de koopman vroeg den Chassied, uit welke plaats hij was. En de Chassied deelde hem mede, dat hij in Zloczow woonde, doch geboortig was uit een kleine plaats in de nabijheid van Totsch.
Hierop vroeg de koopman hem:
— Hoe heet gij dan en hoe heette uw vader? .Want ik kom uit dezelfde plaats en ben vijf en twintig jaar geleden vandaar vertrokken.
De Chassied gaf antwoord en de koopman sprak tot hem:
— Ik heb uw vader zeer goed gekend. Hoe gaat het uw broeder en hoe gaat het u?
En toen de Chassied al deze vragen beantwoord had, zeide hij nog als volgt:
— Ik wil u een verzoek doen. Ik heb een arme bloedverwant wonen in de stad, die gij op uw reis moet passeeren. Kort geleden is een familielid van ons gestorven en heeft een groote erfenis nagelaten. Ik zou u willen verzoeken, hem het deel van de erfenis, dat hem toekomt, te overhandigen. Ik ken uw familie en weet, dat gij vreemd geld niet zult aanroeren.
De Chassied verklaarde zich bereid de opdracht uit te voeren en de koopman gaf hem een groot bedrag en een brief voor zijn familielid. Voor zijn moeite beloonde hij hem met een aanzienlijk
53