En hij wendde zich tot de gerechtsdienaars en zeide:
— Brengt mij naar den landsheer. Ik zal de schuld dezer vrouwen voldoen.
Men bracht hem naar den landsheer en hij vroeg hoe groot de schuld der vrouwen was. Men antwoordde hem, dat zij tweehonderd en vijftien dukaten te betalen hadden.
Daar de Chassied slechts tweehonderd dukaten bezat, trachtte hij den schuldeischer te overreden, met dit bedrag genoegen te nemen. Deze wilde er echter niet van hooren. Hierop overhandigde de Chassied den landsheer de tweehonderd dukaten en als pand voor de vijftien dukaten gaf hij hem zijn tallith, zijn tefilien en zijn gebedenboek.
De vrouwen werden vrijgelaten en zij prezen den Algoede, die den Chassied op haar weg had gezonden om haar te redden.
De Chassied reisde verder. Hij overpeinsde de woorden, die de rijke tot hem gesproken had en vertrouwde op God. Tegen den avond kwam hij in Chmelnik aan. Hij nam zijn intrek in een herberg met het voornemen, daar te overnachten. Vóór hij zich te slapen legde, kwam in de herberg een koopman, die de kamer met hem dee-len moest. Zooals het op reis gaat, geraakte het
52