het godsvertrouwen verleenen, waarnaar gij zoozeer verlangt.
De gast zeide, dat hij geen reisgeld had.
Toen lachte de rijke en zeide:
— Blijkbaar hebt gij nog niet voldoende bij mij geleerd.
En hij schonk hem tweehonderd dukaten, nam afscheid en wenschte hem nogmaals, dat hij zijn reis niet vergeefs gemaakt zou hebben.
De Chassied verliet Berditschew, stomverbaasd, dat men zulke groote zaken kon doen, zonder een penning te bezitten. Terwijl hij onderweg was, hoorde hij plotseling een luid geschrei. Hij sprong uit zijn wagen, liep er heen en zag, dat men twee vrouwen, met ketenen geboeid, wegleidde; haar kinderen liepen er schreiend achter. De Chassied vroeg, wat de vrouwen misdreven hadden, dat men ze zoo zwaar geboeid wegleidde en hij vernam, dat zij ter dood gebracht zouden worden, omdat de landsheer in twee ja-ren zijn pacht niet had ontvangen. Haar mannen waren gevlucht en daarom zouden zij, zooals in die jaren gebruikelijk was, omgebracht worden. De Chassied had medelijden met de vrouwen en sprak tot haar:
— Houdt op met weenen. Met Gods hulp zal ik uw schuld voldoen.
51