leerden gast voor te zetten.
Toen Rabbi Meier dit hoorde, dacht hij:
-— Het schijnt toch wel waar te zijn, wat die geleerden ons hebben medegedeeld. Zijn handelwijze wijkt af van die der vrome Joden.
Toen Rabbi Meier den volgenden ochtend was opgestaan, noodigde Rabbi Mozes hem uit, in zijn studeervertrek te komen. Hij liet hem plaats nemen en sprak tot hem:
— Ik weet, Rabbi Meier, met welk doel gij tot mij gekomen zijt en ook is het mij bekend, wie u gezonden hebben. Ook weet ik, waarvan ik beschuldigd word. Doch ik zeg u, men moet nooit iemand beschuldigen zonder te weten of hetgeen hij deed, werkelijk ongeoorloofd is.
Ik begrijp, waarom gij niet bij mij hebt willen eten of drinken.
Gij hebt niet willen eten, omdat het gerecht, dat u werd aangeboden, geleek op vingers van men-schenhanden. Ik zeg u, dat het een groente was. Hier is zij in rauwen toestand.
(Want Rabbi Mozes ben Maimon was een bekwaam arts, die wist welke groenten goed waren voor den mensch.)
En hij vervolgde:
— Thans zal ik u zeggen, waarom gij geen wijn hebt willen drinken. Gij hebt gehoord, dat ik
23