mijn knecht Peter geroepen heb en gij hebt gemeend, dat hij een niet-Jood was en den wijn nésach zou maken. Ik zeg u, dat ik juist hem heb geroepen, omdat hij een Jood is, die trouw de heilige geboden in acht neemt. Hij draagt den-zelfden naam als een vrome Talmoedist. En Rabbi Mozes wees Rabbi Meier in den Talmoed aan, dat er een geleerde bestaan had, die Peter heette.
Ten derde zeg ik u, dat gij van meening waart, dat hetgeen de geleerden van mij medegedeeld hadden, waar was. En gij hebt uw meening gegrond op het feit, dat gij mij tot mijn dienaar hebt hooren zeggen, dat hij het kalf moest doo-den. Ook dit zal ik u thans verklaren. Het kalf is niet geboren. Ik bedoel hiermede, wanneer men een koe op ritueele wijze slacht en de koe is drachtig, dan mag men het kalf levend uit het moederlijf halen en behoeft men het kalf niet op ritueele wijze te slachten en er een lofzegging bij uit te spreken. Want het is door de lofzegging, die bij het slachten van de moeder werd uitgesproken, kosjer geworden.
Toen vertelde hij Rabbi Meier van zijn nieuw boek en hij beklaagde zich erover, dat de geleerden hem vijandig gezind waren en hem, daar zij zijn werk niet begrepen, zwart poogden te
24