den te huis heb. Uw geschenken behoef ik daarom niet aan te nemen. Ik blijf u evenwel zeer dankbaar, dat gij mij den ring verschaft hebt, want zonder den ring, zou ik mijn leven lang een weerwolf zijn gebleven.
Gelukkig vroeg de Raaw niet naar het geheim van den ring, want dan had de Raaw zeker geweigerd het mede te deelen. Want ofschoon de koning vele sieraden had, hij bezat geen ring als die van den Raaw, eenig in zijn soort, inderdaad onbetaalbaar.
En de Raaw vertrok. En onderweg verkreeg hij weder vijftig leerlingen en hij kleedde zich in zwart satijn. En hij kwam weer in zijn stad. Toen hij in de stad was aangekomen, wenschte hij als volgt:
— God, ik wensch, dat mijn vrouw, vervloekt zij haar naam, een ezelin wordt, in een stal gaat staan en met de andere onreine dieren uit één trog eet.
Inmiddels was het bekend geworden, dat de Raaw teruggekeerd was en dat hij vijftig leerlingen had medegebracht.
En heel de gemeente ging hem tegemoet en verwelkomde hem hartelijk. Gaarne wilde men weten, waar hij zoo lang geweest was, doch de Raaw verzocht, hem niet te vragen, waar hij
105