ning gekroond en werd hij heerscher over het geheele land. Doch den weerwolf hield hij bij zich; hij wilde hem niet verlaten zoolang hij leefde. Want aan hem had hij ’t te danken, dat hij thans een der rijkste en machtigste vorsten was.
IV.Op een winterdag, toen sneeuw de velden bedekte, ging de jonge koning op jacht en nam den weerwolf mede. Zoodra de weerwolf buiten kwam, kwispelstaartte hij en liep snuivend vooruit om het wild op te sporen. En de koning reed achter den weerwolf aan.
Plotseling zag hij, dat de weerwolf staan bleef en met de pooten bewegingen in de sneeuw maakte.
De koning steeg af en zag, dat er iets in de sneeuw geschreven stond. Toen de koning het schrift zag, was hij zeer verbaasd en zeide:
— Het is toch wel verwonderlijk, dat de weerwolf schrijven kan. Misschien is hij een betoo-verde mensch. Zooiets is vroeger wel meer voorgekomen.
Hij kon het schrift echter niet ontcijferen. Hij zond een boodschap naar vele geleerden, doch niemand kon lezen, wat de weerwolf geschreven had. Eindelijk kwam een geleerde, die lasjón
100