zaam waren, liepen weg uit angst voor den weerwolf.
Thans zullen wij den weerwolf verlaten om te gaan zien, hoe het in het huis van den Raaw met zijn leerlingen ging.
Toen de tijd aanbrak, dat het sabbath werd en de Raaw zijn wekelijksche leerrede zou houden, sprak de vrouw (vervloekt zij haar naam ten eeuwigen dage):
— De Raaw kan heden zijn leerrede niet uitspreken, want hij gevoelt zich niet wel.
De leerlingen gingen weg en toen zij den volgenden dag terug kwamen om met hem te lee-ren, zeide zij:
— De Raaw is vertrokken. Ik weet niet waarheen hij gegaan is, doch ik denk, dat hij wel vier jaren zal wegblijven.
En zij deed alsof zij er veel verdriet van had. Toen nu de armen kwamen om ondersteuning te vragen, wilde zij niemand binnenlaten. Zooals men wel veronderstellen kan, was de hondsche vrouw zeer rijk. Want alles, dat zij begeerde, kon zij zich verschaffen.
Doch niemand wist hoe dit kwam, evenals niemand wist, wat er met den goeden Raaw ge-
94