Zij waren nooddruftig en moesten aalmoezen vragen om in hun levensonderhoud te voorzien. Doch waar zij kwamen, sloeg men de deur voor hen dicht. Want men wist niet beter, of het waren leegloopers en nietsnutten.
Na eenigen tijd werd den leerlingen het rondzwerven moede en zij spraken tot den Raaw:
— Geëerbiedigde Raaw, wat zal er van ons worden, wanneer wij nog langer blijven rondzwerven? Wij hebben geen geld en geen kleeren meer en kunnen niet in ons levensonderhoud voorzien. En waar wij komen, slaat men de deur voor ons dicht, want men beschouwt ons als leegloopers. Laat ons daarom teruggaan naar onze ouders. Ook hebben wij den leeftijd gekregen, dat wij ons een vrouw moeten nemen. Wij zullen echter niemand zeggen, hoe het met u gesteld is of waar gij zijt.
Toen de goede Raaw deze woorden uit de monden der leerlingen vernomen had, dacht hij eenige minuten na en sprak vervolgens tot hen:
— Ik kan niet anders zeggen, dan dat gij mij deze jaren volkomen trouw zijt gebleven. Slechts één verzoek heb ik nog: Blijft nog eenige dagen bij mij, totdat de eerstkomende sabbath voorbij zal zijn. Daarna zal ik u in God’s naam laten vertrekken. Wellicht brengt de Heilige, geloofd
88