EERSTE VOORJAARSDAG.
Ik speur de zoete lente in mijn bloed . . .
De dag is vol van fluistrende geruchten:
’t Is of de blaadren in hun knoppen zuchten Omdat nog dralen blijft de zonnegloed.
Hoog aan den hemel drijft een wolkenstoet En toovert sprookjes in de voorjaarsluchten .. . Daar vliegen paarden .. . ziet, hoe snel zij vluchten Voor gindschen draak, die dreigt in overmoed . . .
Nu wint natuur weer iedren dag aan kracht En naakt al meer het wonderbaar Gebeuren.
De zon geeft boom en bloem weer nieuwe pracht. .. Straks prijkt de aarde weer in rijkste kleuren.
Het loutrend licht, waarnaar ik hunkrend smacht, Brengt troost aan wie om dooden Zomer treuren.
22