VEILIGE HAVEN.
Aan mijn Vrouw.Ik ben, mijn lief, geheel U toegebogen,
Beschenen door bet zielezuiver licht,
Dat glanzend straalt uit uwe zachte oogen En in mijn roerig hart weer vrede sticht. . .
Gij zijt een klare bron van mededoogen.
Uw ziel weerspiegelt zich op uw gezicht. . .
Gij zijt de stage steun bij al mijn pogen, Waarheen mijn dwalend hart zich veilig richt.
Wij gingen saam een pad, omgierd door winden, Doch in ons hart klonk wonderzoet een lied,
Dat ons door wolken heen het Licht deed vinden En ons vrijwaarde voor verkropt verdriet.
De zekerheid, dat wij elkander minden Bracht ons door storm naar schaduwloos gebied.
11